|
||||||||
|
Dat deze plaat nu uitkomt, heeft alles te maken met de spelingen van Het Lot: eind 2017 verloor hij in korte tijd zijn beide schoonouders, een stel waar hij duidelijk een goeie band mee had. Dit verlies zette hem ertoe aan af te rekenen met het overlijden van zijn eigen moeder en met het feit dat zijn eigen vader nooit naar hem omkeek: die gespletenheid, die vloed aan tegenstrijdige gevoelens, in combinatie met zijn eigen wanhoop, leidde er op een bepaald moment toe, dat Steve de hele muziek vaarwel zei en de draad pas terug opnam toen hij naar de Catskills Mountains trok om er deel te nemen aan één van de befaamde Summer Songwriting Camps van Richard Thompson. De lichtjes legendarische Patty Griffin was daar als special guest en Dawson werd er midscheeps geraakt door haar vermogen om de soms bikkelharde werkelijkheid in poëtische songteksten te verpakken. Hij voelde de vonk opnieuw opflakkeren en herinnerde zich de tijd toen hij als tiener begonnen was met liedjes schrijven. Terug thuis dook hij zijn thuisstudio in Chicago in en schreef er letterlijk dozijnen nieuwe songs. Sommige ervan herwerkte hij tot vier, vijf keer toe en dat kon slechts omdat dat proces, al was het eigenlijk bedoeld om een donkere periode af te sluiten, erg fijn verliep: Dawson vond het plezier terug om alles ongeveer in zijn eentje te doen: alle instrumenten zelf bespelen, zingen, de productie doen en vooral: dingen uitzoeken. Hij leerde letterlijk ervaren wat hij omschrijft als “the thrill of letting go” en beleefde zo de meest creatieve periode uit zijn dertigjarige loopbaan: ongeveer in dezelfde tijd maakte hij de al genoemde “Last Flight Out”. Op die plaat gebruikte hij voor het eerst strijkers zij aan zij met de jazzmuzikanten van de band en dat ging allerminst onopgemerkt voorbij: heel veel recensenten herkenden in de nieuwe aanpak van Dawson -de vergelijking met “Astral Weeks” van Van Morrison werd meermaals gemaakt- de vertaling van de tijdsgeest, die een dik jaar geleden overal ter wereld rondwaarde, toen zowat elk van ons vanwege de Corona-pandemie even niet meer wist waar hij het had. Ongeveer gelijktijdig daarmee, kwam een officiële erkenning door de stad Chicago, die hem de titel van “Esteemed Artist” en de daarmee gepaard gaande geldprijs van tienduizend dollar toekende. Met dat geld kon Steve deze plaat afwerken en ze betekent onmiskenbaar een grote stap voorwaarts in ’s mans carrière en oeuvre: hier heb je veertien songs, die diep graven en begrijpelijk verwoorden. Koppel dat aan een heel knap gevoel voor melodie -mij doet hij vaak aan Jackson Browne denken- en de wonderlijke manier waarop hij zowat alle genres omarmt waarin hij ooit actief is geweest en je krijgt een volwassen, doorleefde, mature plaat van een mens, die het leven van verschillende kanten bekeken en beleefd heeft. Ballades wisselen af met folk-geïnspireerde tunes, en illustreren de verschillende aspecten, die dat leven vertoont. Echtgenote Diane Christensen zingt een heerlijke duetpartij op” We Are Walking in a Forest” en zorgde daarnaast voor een prachtige hoestekening. Ik denk dat het weer helemaal goed komt met Steve Dawson: een nieuwe plaat zonder enig zwak moment is daar alvast een eerste hoopgevend teken van. (Dani Heyvaert)
|